In tegenstelling tot bij mensen groeien de elementen van het paardengebit bijna hun hele leven door. De elementen slijten af door het eten en malen van structuurvoer. Door dit evenwicht tussen groei en slijtage is het zeer belangrijk dat het paard een gebit heeft wat in balans is om gelijkmatig te kunnen afslijten. Een paardentandarts heeft zich verdiept in de tandheelkunde bij het paard en kan het gebit in goede conditie houden middels regelmatige controle en correcties.
Het grootste gedeelte van de paardenkiezen zitten onder de oppervlakte. Paarden hebben een enorm lange kroon onder het tandvlees en een relatief kleine wortel .
Indien de tanden van het het paard niet gelijkmatig afslijten kunnen er op verschillende plaatsen 'haken' ontstaan. Deze haken kunnen in extreme gevallen het tandvlees aan de andere zijde beschadigen waardoor het paard stopt met eten of erg gevoelig in de mond wordt. Een dierenarts voor de tanden van het paard kan dit corrigeren.
De eerste levensjaren wisselt het gebit van het paard van een melkgebit naar een volwassen gebit. Op het moment van wisselen ontstaan er 'doppen'. Juist in de eerste levensjaren is het belangrijk om goed te monitoren of het gebit op de juiste manier ontwikkeld. het advies is om iedere 6 maanden een gebitscontrole te plannen.
Equine Odontoclastic Tooth Resorption and Hypercementosis (EOTRH) is een progressieve afwijking die begint bij de snijtanden van vooral het oudere paard. Kort gezegd is het een stofwisselingsstoornis van de tand waardoor de tand erg broos wordt en tegelijk veel cement aanmaakt. Vaak is het zichtbaar door de hoeveelheid tandsteen aan de snijtanden.
Een makkelijke test of het paard gevoelig is op de voortanden is het laten afbijten van een wortel. Vindt het paard dit lastig dan is het verstandig om verder onderzoek te doen.
In vergevorderde stadia is het soms noodzakelijk om enkele snijtanden te verwijderen.